Bijna iedereen is al verder in zijn leven. Heeft misschien al meer meegemaakt. En dat maakt jou eigenlijk een vreemde. Dat jonkie in de wachtkamer. Maar jij kan ook al meer mee hebben gemaakt. Meer dan die anderen. Die ouder zijn dan jij. Maar jij bent hier de jongste. En dat voelt raar. Vroeger was het anders. Toen was jij de oudste. Zat je tussen de kleintjes te wachten. Die constant aan kwamen lopen met nieuw speelgoed. De keel opzetten als ze met de dokter mee moesten. En vaders en moeders die ondanks het lawaai tot rust probeerden te komen. En dan werd je opgehaald. Een zachte hand van een dokter. Bij het prikken eerst even blazen. En soms wat toverzalf tegen de pijn. En aftellen voor de pen in je lichaam werd geboord. “Gaat het wel meisje?” Maar je bent geen meisje. Je bent geen kleuter waaraan gevraagd moet worden of het pijn deed. Wat je nu weer op school geleerd hebt. En die getroost moet worden met een gekleurde dierenpleister. Nee, dat was ook niet meer de plek voor jou.
Maar wat dan wel? Wat dan liever? Eigenlijk zou je tussen je leeftijdsgenoten moeten zitten. Die weten wat jij meemaakt. Zij voelen wat jij voelt. En het geeft steun. Aan hen en aan jou. Te weten dat er meer mensen van jouw leeftijd hetzelfde zijn. Met dezelfde vragen rondlopen. En zoeken naar iemand om woorden mee te delen. Dat zou toch perfect zijn. Dat maakt het minder zwaar. Om daar te zitten en te wachten. Net als die anderen.